Talendocenten ervaren de laatste jaren steeds meer druk als het gaat om het eindexamen: naast de eis tot verkleinen van de verschillen tussen schoolexamen (se) en centraal eindexamen (ce) is daar voor Nederlands en Engels de kernvakkenregeling bijgekomen en de loskoppeling van se- en ce-cijfer. Door alle belangstelling van de samenleving (ouders), de schoolleiding en de overheid (Inspectie) wordt het steeds spannender om een goed resultaat neer te zetten. Zeker omdat de lessen waarin examentraining aan bod komt door leerlingen vaak saai gevonden worden. Natuurlijk kunnen leerlingen examentraining volgen bij particuliere instituten, dat zien we de laatste jaren steeds vaker gebeuren. Maar als docent wil je er zelf graag voor zorgen dat jouw leerlingen klaar zijn voor het eindexamen. Veel talendocenten zijn op zoek naar manieren om in de laatste periode na het se een goed programma voor hun leerlingen te ontwerpen. Om daarbij te helpen heeft APS een ontwerptraject ontwikkeld waarbij een team van docenten en schoolleidingbegeleid worden bij de organisatie van die ‘eindspurt’in de school. Tijdens dit traject – het Vijfstappenplan – krijgen vakdocenten begeleiding bij het vormgeven van examenmodules en wordt de organisatie van vakkentrai-
ningen opgezet.
Examentraining voor talen
Zoals Gerard Westhoff (2012) aangeeft in zijn LTM-artikel ‘Mesten en meten in leesvaardigheidstraining’, is ereen duidelijk verschil tussen leesvaardigheidsonderwijs (‘mesten’) en examentraining (‘meten’). Leerlingen ontwikkelen door dit ‘mesten’ een stevige basis om uiteindelijk ook ‘gemeten’ te kunnen worden. Werken aan leesvaardigheidsonderwijs baseren we op de zogenoemde leespiramide (zie figuur 1). Deze piramide geeft een rangorde aan: de genoemde activiteiten zijn allemaal nodig, maar hoe lager in de piramide, hoe meer tijd de activiteit moet krijgen om aan het eind goede resultaten te boeken. ‘Natuurlijk lezen’ en ‘rijk lezen’ liggen aan de basis. Leeskilometers maken heeft een positief effect op tekstbegrip, zeker als leerlingen na het lezen niet altijd vragen maken over de tekst. Het is wel belangrijk om veel andersoortige opdrachten te doen voor en na het lezen van teksten. Te denken valt aan het maken van een mindmap, het schrijven van een artikel, het bedenken van eigen vragen of het reflecteren op de tekst. Toch moeten de leerlingen ook voorbereid worden op de typen vragen die ze kunnen verwachten in een toets en bij een examen. De leerlingen daarop voorbereiden vindt plaats in de top van de piramide, bij het schools lezen en trainen voor de toets. Aangezien die tijd beperkt is ten opzichte van de tijd voor ‘natuurlijk lezen’ en ‘rijk lezen’, moet die tijd zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet worden. In de periode na het laatste schoolexamen moeten de puntjes op de i gezet worden. Natuurlijk is er in voorgaande periodes ook al geoefend met alle vaardigheden en hopelijk op een ‘rijke’ manier. En juist dan daalt bij leerlingen vaak de motivatie om de op het examen gerichte lessen te volgen: de ijverige, gemotiveerde, goede leerlingen komen braaf opdraven, maar de leerlingen die juist extra steun nodig hebben ontbreken. ‘Ik oefen wel thuis’, is dan het devies.
Vijf stappen
Het Vijfstappenplan dat APS hanteert, beoogt meer leerlingen te motiveren om in de eindspurt nog eens alles op alles te zetten en profijt te trekken van de begeleiding op school. Het ziet er als volgt uit:
Fase 1: Uitdagende start
Fase 2: Diagnostische starttoets
Fase 3: Oefenen op deelvaardigheden
Fase 4: Proefexamen maken
Fase 5: Het eindexamen
Fase 1: Uitdagende start
Het Vijfstappenplan maakt van de examenvoorbereiding een project met een begin en een einde. Het einde is duidelijk: het centraal schriftelijk eindexamen. Waar het project begint, is een keuze van de sectie: dat kan aan het begin van het examenjaar zijn, maar ook aan het begin van de laatste periode, om voor leerlingen te markeren waar het ‘meten’ begint. Belangrijk is dat leerlingen zich bewust worden van wat er gevraagd wordt op het examen. Zo weten ze aan welke eisen ze moeten voldoen. Sommige docenten geven leerlingen de huiswerkopdracht om zich op een aantal examensites (<www.examenblad.nl>, <www.examen.nl>) te oriënteren en daar de informatie over hun vak op te zoeken. Daarna vindt een klassengesprek plaats waarin alles op een rijtje gezet wordt. Andere docenten maken een kleine quiz of enquête met vragen rond het examen en geven leerlingen daarna de opdracht om de lacunes in hun kennis zelf aan te vullen. Een komisch YouTubefilmpje rond examen doen doet het altijd goed en kan een lichtvoetige introductie zijn. Het gaat er uiteindelijk om dat bij de leerlingen ‘de luiken opengaan’, zodat ze gefocust de laatste fase ingaan en weten wat er van hen verwacht wordt.
Fase 2: Diagnostische starttoets
In Fase 2 worden de sterke en zwakke punten van de individuele leerling in kaart gebracht. Om die sterktezwakteanalyse te kunnen maken is diagnostische toetsing nodig. Waarschijnlijk hebben leerlingen in een eerder stadium al eens een quickscan, oriëntatietoets (<www.examenbundel.nl>) of gelijksoortige toets gemaakt, maar een (nieuwe) nulmeting is nu essentieel. Binnen dit examenproject gaat het erom leerlingen opmaat te ondersteunen. Daarvoor moeten de docent én de leerling voldoende informatie in handen hebben om oefenmateriaal op deelvaardigheden en -strategieën te kunnen bieden. Na het maken van de toets analyseren de leerlingen zelf waar ze sterk en zwak op scoren, aan de hand van een scoreformulier. De docent kan de leerling hierbij helpen door zelf van tevoren de nulmeting te maken en te scoren welke deelvaardigheden bij de vragen aan bod komen. Een voorbeeld van een analyseformulier is te vinden in kader 1. De docent arceert bij elke vraag het juiste hokje bij de juiste categorie. Als vraag 1 bijvoorbeeld een vraag is naar de functie van een alinea, maakt hij dat hokje grijs. Op deze manier zijn alle vragen te categoriseren. Als de leerling vervolgens het examen heeft gemaakt, zet hij zijn behaalde punten in de grijze hokjes. Op deze manier krijgen de leerling en de docent zicht op de onderdelen waar deze leerling al wel scoort en waar (nog) niet. Aan de hand van deze analyse kan de leerling vervolgens een keuze maken voor de oefenfase. Er bestaan ook diverse mogelijkheden om die analyses digitaal te doen, bijvoorbeeld via Digi-trainer (ThiemeMeulenhoff ) of VO-Content (<www.vo-content.nl>).
Fase 3: Oefenen op deelvaardigheden
Wanneer duidelijk is waar leerlingen nog mee moeten oefenen, kunnen zij individueel of in groepjes aan het werk. Zij maken dan geen hele examens, maar oefenen de verschillende deelvaardigheden en -strategieën waar zij moeite mee hebben. Daarvoor heeft de vaksectie examenteksten gescreend op geschiktheid voor deze fase. Er wordt nog maar een beperkte tijd per les klassikaal geoefend. De meeste tijd zijn de leerlingen met hun eigen werk bezig, en ze roepen de docent pas te hulp als ze klaar zijn, hun werk willen bespreken of als ze extra uitleg nodig hebben. De docent geeft feedback en probeert leerlingen vooral door vragen te stellen tot oplossingen te brengen. Fase 3 kan terugkomen na het moment dat leerlingen een proefexamen gemaakt hebben, om na deze ‘generale repetitie’ extra te oefenen voor de ‘finale’, het ce. Een sleutelwoord is hier keuze: als het goed is hebben leerlingen inmiddels ingezien waaraan ze moeten werken en kunnen dus hun eigen keuzeprogramma menstellen, met meer of minder sturing van de docent.
Fase 4: Proefexamen maken
Het maken van een proefexamen is voor leerlingen het moment om te testen of hun oefenen vruchten afgeworpen heeft. Bovendien ervaren zij aan den lijve hoe het is om twee tot drie uur geconcentreerd met examenopgaven bezig te zijn. Na afloop kijken de leerlingen zelf de examens na aan de hand van het officiële Cito-correctie-model. Dit gebeurt bij voorkeur in duo’s, waarbij leerlingen elkaars werk beoordelen. Daaruit komt discussie voort, waarop de docent kan inhaken bij de daarop volgende nabespreking. Alleen vragen die problemen opleverden, komen aan de orde. Als het proefexamen tijdig gemaakt is, kan er een nieuwe oefenperiode volgen, waarin leerlingen nog gerichter aan hun zwakke punten werken.
Fase 5: Het eindexamen
En dan is het uiteindelijke product van de examentraining daar: het eindexamen. De leerlingen brengen hun opgedane kennis en strategieën in praktijk en iedereen wacht in spanning op het eindresultaat. Optimaal resultaat Leerlingen en docenten die op deze manier de eindspurt organiseerden, geven aan dat dit een zeer effectieve en motiverende werkwijze is gebleken (zie ook kader 2). De motivatie in de laatste periode gaat omhoog, omdat leerlingen niet meer alles hoeven doen en heel gericht oefenen. Om de juiste keuze te maken is een goede sterkte-zwakteanalyse nodig. Op basis daarvan kunnen zij een keuze maken. De onderdelen die ze al beheersen vergen geen aandacht meer. Maar met de andere onderdelen gaan ze in de eindfase gericht aan de slag. Dat heeft (bijna) altijd een positief effect op het cijfer. Uiteindelijk zorgen een goede basis in het voortraject en een eindspurt met keuzemogelijkheden optimaal eindresultaat.